Tot de dood ons scheidt?


Vroeger geloofde ik niet in een leven na de dood. Ik meende eveneens dat de wereld van vorm en materie de enige realiteit was. Tot er iets gebeurde dat mij compleet in verwarring bracht. Dat was in de zomer van 2010, een jaar nadat Vera, een hele goede vriendin, was overleden. Toen Vera nog leefde, tennisten we wekelijks samen. We troffen elkaar altijd eerst in de kleedkamer, waar we geanimeerd bijpraatten. Dat vervolgden we na afloop van de wedstrijd onder het genot van een wijntje. Op een nacht, terwijl ik sliep, bevond ik mij in de kleedkamer van de tennisclub. Tot mijn grote verbazing kwam Vera binnenlopen. Ik kon mijn ogen niet geloven en zei “Hè, hoe kan dat nu? Jij bent toch dood?!” Ze lachte gul en antwoordde: “Ik was wel dood, maar nu niet meer. Kijk maar, ik leef.” Inderdaad, ze zag er springlevend uit. Krachtig, energiek en stralend. Precies zoals ze er vóór haar ziekbed altijd uit had gezien. Ik snapte er niets van en vroeg haar het hemd van het lijf. Zo wilde ik graag weten hoe haar stervensproces was verlopen. Ze vertelde dat dit moeiteloos was gegaan. Een automatisch proces dat zich voltrok, waar zij niet voor hoefde te werken en dat pijnloos was. Ze vertelde dat ze, zoals wij het noemen, gestorven was, om vervolgens (los van haar fysieke lichaam) verder te leven, bevrijd van pijn en ongemak. Ik kon duidelijk zien en voelen dat het haar goed ging. Alsof ze midden in het leven stond. We hadden een uitvoerig gesprek, op de manier zoals je ook in de wakkere wereld met elkaar praat. Net zo logisch, op elkaar reagerend en met bijbehorende emoties. Vervolgens hebben we een partijtje getennist en na afloop een borrel gedronken.

Toen ik wakker werd, was ik in grote verwarring. Ik was vervuld én perplex. Perplex, omdat ik overdonderd was door wat ik had meegemaakt. Vanuit mijn ‘dood is dood’-overtuiging was het natuurlijk onmogelijk wat er was gebeurd en moest ik dit alles gedroomd hebben. Tegelijkertijd voelde ik mij in de zevende hemel, omdat het zo’n intens mooi samenzijn was geweest en ik mij levensecht verbonden had gevoeld met Vera. Het voelde of ik een echtere wereld had betreden dan de wereld die ik bij waakbewustzijn kende. Mijn hoofd en hart waren in tweestrijd. Was het een droom? Of veel meer dan dat? Mijn hoofd wilde mijn hart overrulen en andersom. Mijn gevoelsweten won: ik had Vera ontmoet! Ze leeft voort en ze heeft het meer dan goed.

Dat neemt niet weg dat ik vele vragen had. Als het na de dood niet ophoudt, waar is Vera dan nu? Is haar leefwereld ver weg of dichtbij? Hoe is het daar? Hoe kan het dat zij contact met mij kan maken? Zijn er misschien ook andere mensen die een teken van een dierbare hebben ontvangen, ook al ken ik niemand die dit heeft meegemaakt? Wat volgde was een proces van jaren; van lezen, overdenken, voelen wat resoneert en ter discussie stellen. Dit proces werd verder gevoed doordat ook andere overleden dierbaren aan mij verschenen en er bijzondere dingen gebeurden waar ik de hand van mijn overledenen vader en moeder in zag.

Stapje voor stapje opende zich een geesteswereld die voordien voor mij verborgen was. Er kwamen ineens mensen op mijn pad die ook tekens van overleden dierbaren hadden ontvangen en dit met niemand hadden durven delen uit angst om voor gek verklaard te worden. Tot onze ontmoeting. Maar wist je dat grote studies laten zien dat het ervaren van tekens van overleden dierbaren heel vaak voorkomt en het dus eigenlijk doodnormaal is? Best raar dat we er dan toch zo weinig over praten en over weten. Om een lans voor deze betekenisvolle, soms ingrijpende, ervaringen te breken, heb ik een boek geschreven: Een gift uit Avalon – over contact met overleden dierbaren. Ik hoop dat er een tijd komt dat we vrijuit over ons contact met overleden dierbaren kunnen spreken en we weten: ik ben niet gek en zeker niet de enige!